GRONINGEN – De NBvT I sectie VHSB en innovatieplatform voor de bouw en infra BuildinG organiseerden op 20 maart het seminar Toekomstbestendige bouw in Groningen. De ruim honderd belangstellenden lieten zich in korte presentaties en tijdens interactieve workshops bijpraten over aardbevingsbestendige en circulaire bouw. Groningen staat voor grote uitdagingen en de aanwezigen, velen afkomstig uit het aardbevingsgebied, wilden daar graag de schouders onder zetten.
Ir. Wim de Groot, projectleider houtconstructies, bouwfysica, bouw- en houtinspecties bij kenniscentrum SHR deelde met de toehoorders wetenschappelijke inzichten over de bouwtechnische achtergrond van aardbevingsbestendige bouw. De Groot legde ook de precieze werking van een aardbeving en de meting van de schade uit. Er wordt met twee schalen gewerkt; de bekende schaal van Richter, die de kracht van een aardbeving weergeeft en de minder bekende schaal van Mercalli, die de schade van een aardbeving in een cijfer vat. Niet zelden is de aardbevingsschade groot terwijl de kracht van de aardbeving op de schaal van Richter niet zo indrukwekkend was. Dat heeft vaak te maken met de manier waarop er gebouwd wordt, aldus De Groot. In het aardbevingsgebied, zo blijkt uit onderzoek, zou houtskeletbouw een veilige bouwmethode zijn. De toegenomen mate aan veiligheid en de beperkte schade aan houtskeletbouwwoningen hebben vooral te maken met de beperkte massa van het gebruikte materiaal en de manier waarop de verschillende delen aan elkaar verankerd zijn. De Groot: “Voor het bereiken van een minimale aardbevingsbelasting moet je massa eruit gooien, want kracht is massa maal versnelling.” Het gebouw kan dan makkelijker met de trilling meebewegen en dat zorgt voor minder schade en minder gevaar voor de bewoners.
Beleving
Na deze plenaire sessie gingen de bezoekers uiteen in verschillende groepen. Julia Finkielsztajn, bij de NAM verantwoordelijk voor de zogenaamde nieuwbouwregeling, gaf haar workshop samen met Jan van der Meer, directeur van VDM woningen. VDM woningen bouwt al jarenlang houtskeletbouwwoningen in het aardbevingsgebied en die woningen zijn de vele bevingen schadevrij doorgekomen. Tijdens de workshop bleek dat de aanwezigen nog vrij veel vragen hadden over houtskeletbouw. Zo zou men graag horen wat de beleving van bewoners is, hoe kijken de bewoners van houtskeletbouwhuizen naar hun huis, zijn ze tevreden? Ook wilden aanwezigen meer weten over installaties en afwerking. Er is duidelijk behoefte aan meer kennis over deze veelbelovende manier van bouwen.
Industrialiseren
Hoe krijgen we de vraag naar gas naar beneden? En dan met name in de bouw en met name de bestaande voorraad? Dat was de centrale vraag in de workshop die Jos Lichtenberg leidde in Groningen. Dat een deel van de oplossing zit in het industrialiseren van renovatietechnieken maakte Lichtenberg duidelijk met zijn inleiding over Slimbouwen dat in feite daarvoor is ontwikkeld. Voor nieuwbouw, maar ook zeer goed vertaalbaar naar de bestaande voorraad, zoals hij ook met een voorbeeld liet zien. We vragen veel kwaliteit voor een bepaald niet ongelimiteerd budget en die spanning moeten we hoe dan ook doorbreken. De deelnemers debatteerden actief mee. Kort gezegd was men het eens over goed isoleren als eerste stap. Een meerderheid was voor isoleren aan de buitenkant, maar terwijl de aanwezigen de vergelijking maakten, bleek toch ook dat een aanpak van binnenuit interessante voordelen biedt. Zo kun je per woning aan de slag en omzeil je de noodzakelijke 70 procents deelnemersgrens, maar er zijn ook akoestische voordelen en er wordt juist daarmee ook wat aan het interieur gedaan. Daarvoor zijn zelfs reeds bestaande systemen zoals Infill Systems of Comfort+ in de markt.
Circulair en biobased
Ir. Daan Bruggink van architectenbureau ORGA sloot de middag af. Hij heeft zich binnen de bouwwereld weten te onderscheiden door zich in zijn ontwerpen te richten op zijn grootste passie; volledig circulair en biobased bouwen. Zijn gebouwen krijgen bovendien het liefst ook nog het predicaat ‘biophilic’, wat wil zeggen dat het een gebouw is dat zoveel mogelijk lijkt op de natuur. Natuurlijke vormen, natuurlijke kleuren en materialen, Bruggink vertelde er gloedvol over in zijn presentatie. “Mijn belangrijkste inspiratiebron is de natuur. Momenteel circuleren er wel 114 verschillende definities van wat circulair is. Wij moeten terug naar de basis, kijk naar de natuur. Mijn dochter kreeg in haar cito toets, groep 6, een heel duidelijk plaatje van wat circulair is; alles dat uit de natuur voortkomt en ook probleemloos door de natuur kan worden opgenomen. Ons materiaalgebruik is nu nog vooral lineair: hergebruik, recycling, we maken langer gebruik van hetzelfde materiaal maar uiteindelijk wordt het wel vernietigd.” Voor Bruggink begint het echte circulair ontwerp met de grondstof, ooit komt die grondstof weer terug in de kringloop. Hout is daarmee als grondstof bij uitstek circulair. “Niets is voor de eeuwigheid”, stelt hij. “Smaak verandert, regels veranderen, daarom kun je ook niet altijd voor de eeuwigheid bouwen. Dat is natuurlijk een argument van sommige architecten; als ik een gebouw ontwerp dat voor de eeuwigheid staat, dan is dat duurzaam. Maar dat ben ik niet met ze eens.”