Betrokkenen vragen om nuancering
DEN HAAG – Biomassa moet steeds minder worden ingezet voor het opwekken van energie, omdat het in de toekomst vooral nodig is in de chemie en als grondstof voor materialen. De subsidies voor biomassa als bron voor elektriciteit of warmte moeten dan ook zo snel mogelijk worden afgebouwd. Dat is het (concept)advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) richting kabinet. Vertegenwoordigers en deskundigen uit de houtsector vragen om nuancering.
Inmiddels (5 juli) ligt ook het advies van de SER alweer onder vuur, omdat een aantal milieu-organisaties, dat betrokken was bij dit advies, de conclusies en aanbevelingen niet ver genoeg vindt gaan. Zij willen een onmiddellijke subsidiestop en een einddatum. Bij het ter perse gaan van deze krant was de reactie van SER op deze laatste eisen nog niet duidelijk.
De SER is van mening dat bedrijven die hebben geïnvesteerd in biomassa moeten worden gecompenseerd, omdat anders sprake is van een onbetrouwbare overheid. Verder adviseert de raad om voortaan te spreken over biogrondstoffen in plaats van biomassa, omdat energieopwekking niet de enige toepassingsmogelijkheid is. Het advies van de raad moet een einde maken aan een steeds hoger oplopende discussie over biomassa.
Met de subsidie van biomassa zijn miljarden euro’s gemoeid. En in het vorig jaar gesloten Klimaatakkoord speelt biomassa een belangrijke rol. Als het aandeel energieopwekking door biomassa minder wordt, dan komt het Klimaatakkoord in gevaar en zal de overheid op zoek moeten naar alternatieven. Overigens is het een misverstand te denken dat biomassa uitsluitend te maken heeft met houtpellets. Biomassa is ook afkomstig uit gewassen, planten, algen en dierlijke producten.
Alternatieven
De SER is verder van mening dat de inzet van biomassa op grote schaal voor hernieuwbare energie en de subsidies daarvoor niet meer passen binnen het huidige energiebeleid. Negen jaar geleden was iets meer dan 4 procent van alle in Nederland gebruikte energie afkomstig uit hernieuwbare bronnen, zo stelt SER vast. Dat moest op basis van Europese afspraken worden vergroot tot 14 procent dit jaar. Daarom werd het gebruik van biomassa gestimuleerd en ontstond een importstroom van houtige brandstoffen. Nu echter zijn er alternatieven voorhanden die het onverwacht goed doen. Zo is de zonne- en windenergie afgelopen jaren veel goedkoper geworden en zelfs sneller dan verwacht zonder subsidies rendabel. Een heroverweging is dus op z’n plaats, zo stelt de SER.
Kanttekeningen
AVIH-voorzitter Maarten Willemen laat per mail weten dat hij graag wat kanttekeningen plaats bij het SER-advies. ‘In Nederland wordt hout geproduceerd; in duurzaam beheerde bossen, langs wegen en rivieren, uit landschapselementen en zelfs in steden komt hout vrij. Behalve hoogwaardig hout komt ook hout van mindere kwaliteit vrij, dat niet voor andere toepassingen dan energieproductie geschikt is. Deze laagwaardige houtstromen zijn in Nederland onvermijdelijk, ook wanneer maximaal wordt gacascadeerd en ook wanneer in de toekomst serieus wordt ingezet op bioplastics. De toepassing van deze laagwaardige houtige biomassa voor energie is duurzaam: omdat het fossiele brandstoffen vervangt en omdat het hout vanzelf weer bijgroeit. Daarnaast zorgt de toepassing van dit hout als energiebron ook nog voor een opbrengst die het onderhoud van bossen en landschapselementen mee betaalt. Als het SER-advies wordt gevolgd, zal een andere route voor een flink deel deze laagwaardige biomassa ontstaan, die beslist tot evenveel uitstoot van CO2 leidt als bij de productie van energie. De vrijkomende houtige biomassa wordt dan bijvoorbeeld weer gecomposteerd tegen hogere kosten en lagere opbrengsten. Er wordt in dat geval weinig gewonnen, en veel verloren ’, zo is in de schriftelijke reactie van Willemen te lezen.
Aantoonbare onzin
Willemen is verder van mening dat een verkeerd beeld is geschetst van de inzet van biomassa voor de opwekking van energie. ‘De publieke discussie over het gebruik van houtige biomassa voor energie is het afgelopen jaar vooral gestuurd door de misvatting dat in Nederland op grote schaal bos zou verdwijnen door de vraag naar hout voor energie. Hoewel dat aantoonbare onzin is, is een verstandig en genuanceerd gebruik van houtige biomassa als energiebron inmiddels onbespreekbaar geworden. Het concept advies van de SER is daarvan het bewijs. De ondernemers van de AVIH weten al decennia lang dat de eerste stap van cascadering in het bos wordt gezet; zij brengen dit dagelijks in de praktijk. Wij adviseren onze leden daarom ook, om vooral hun ervaring en deskundigheid in te blijven zetten bij het tot nut en waarde brengen van het hout dat uit Nederlandse bossen en landschapselementen komt. Hout blijft de meest duurzame grondstof die we kennen, onafhankelijk van het gebruik van dit hout, en daar verandert een SER-advies niets aan.’
Probos
Mark van Benthem, directeur en senior adviseur bij Stichting Probos kan zich voor het grootste deel wel vinden in het SER-advies. Hij noemt biomassa een ’potentiële economische drager voor terreinbeheer’, maar voegt er direct aan toe dat dat op dit moment meestal nog niet het geval is en dat enige nuance op z’n plek is. “In onze optiek is biomassa als brandstof slechts één van de toepassingsmogelijkheden en wel een heel laagwaardige. Wij zien biomassa als grondstof en daarbij zijn we voor een zo hoogwaardig mogelijke toepassing. We zijn sowieso geen voorstander van marktverstorende subsidies”, aldus Van Benthem, die vervolgt: “maar er zijn diverse voorbeelden waarbij biomassa vrijkomt, waarvoor geen hoogwaardige toepassing is, zoals een deel van het afvalhout, resthout uit de houtverwerkende industrie, snoeihout uit een stedelijke omgeving of landschapsonderhoud of stobben uit bosomvorming voor bijvoorbeeld heide. Voor een deel van deze stromen is er momenteel geen hoogwaardige producttoepassing. Inzet als stalstrooisel, bodemverbeteraar of voor energieopwekking is dan een goede optie. Een deel van deze biomassa wordt bijvoorbeeld momenteel in de vorm van shreds geëxporteerd, waar het alsnog als brandstof wordt ingezet. Als we dat in Nederland kunnen gebruiken voor de productie van warmte is dat een goede toepassing.”
Nederlandse bossector
Van Benthem verwacht niet dat de Nederlandse bos- en houtsector veel last zal hebben van het SER-advies op het moment dat het kabinet dit overneemt. “Voor veel Nederlandse bosbeheerders valt er nauwelijks geld te verdienen aan de verkoop van biomassa uit bos. Zij laten het dus liever liggen, mede vanwege de bodemkwaliteit.” En al die kleine installaties, bijvoorbeeld voor stadsverwarming of het verwarmen van zwembaden? Van Benthem: ”Als het om hout van dichtbij en om het opvangen van piekwarmte gaat, dan zie ik nog wel kansen, maar we zitten in Nederland al heel snel aan onze grenzen voor wat er lokaal geleverd kan worden. Daar zit weinig rek meer in en dan is het onverstandig hier in te investeren.”
Meten met twee maten
Een partij die zich op dat resthout van dichtbij richt, is Biomassa Fryslân. Directeur Niek Witteveen noemt het jammer dat volgens hem alles over één kam wordt geschoren. “Voor 80 procent ben ik het eens met het SER-advies. Je moet inderdaad geen bomen kappen en hout van ver weg halen en ook geen hout wat voor een hoogwaardiger toepassing in aanmerking komt. Hout wat vrijkomt uit snoei van gemeentelijke laanbomen en overig beheer, dat geen andere toepassing heeft of kan hebben, zetten wij om in duurzame energie. Wij hebben biomassacentrales voor het opwekken van warmte en zijn sinds drie maanden actief met een nieuwe pelleteerfabriek in Drachten. We halen afvalhout uitsluitend van dichtbij en de pellets worden lokaal afgezet. ‘Uit de regio voor de regio’ noemen we dat.” Anders dan Van Benthem is Witteveen van mening dat er genoeg snoeihout voor energie is, al beseft hij ook dat de situatie in Friesland anders is dan in andere delen van het land. “Er is hier genoeg voorhanden. Ik schat genoeg om drie fabrieken van deze omvang op te starten. Uit onderzoek, gefinancierd door onder andere de provincie Fryslân, blijkt dat deze vorm van energieopwekking binnen de energietransitie noodzakelijk is.” Ook de klachten over fijnstof moeten volgens Witteveen genuanceerd worden. “We kunnen heel veel afvangen met goede filters. En je moet schone pellets gebruiken, want ook bij het gebruik van pellets is sprake van kwaliteitsverschil, zeker ten opzichte van houtsnippers. Er wordt hier duidelijk gemeten met twee maten. Eén dag vliegverkeer van Schiphol staat gelijk aan de uitstoot die wij twee en een half jaar met onze centrales produceren. En het klopt dat gas minder fijnstoot produceert, maar we wilden toch van het gas af vanwege de CO2-uitstoot? Als wij hier de verbranding van biomassa stopzetten, denk ik dat er veel naar Duitsland verdwijnt met als gevolg: langere vervoersafstanden en slechtere filters op de installaties. Daar is het milieu niet bij gebaat. De Provincie Fryslân heeft een mooie stap gezet door al haar snoeiafval bij ons te brengen en voor dezelfde energie houtpellets af te nemen.”